Iedere zelfstandige sluit overeenkomsten. Gelukkig verlopen de meeste opdrachten volgens plan. De zelfstandige voert zijn werkzaamheden uit en zijn factuur wordt betaald. Soms verloopt het echter anders. Hoe handel je als je tijdens het uitvoeren van werkzaamheden een conflict krijgt met je opdrachtgever en de kans niet krijgt om het werk te voltooien?
7 maart 2017
Onlangs stond ik een lid van FNV Zelfstandigen bij in een gerechtelijke procedure waarin de vraag centraal stond of de opdrachtgever de overeenkomst (tussentijds) had mogen ontbinden en het recht had om te weigeren dat de aannemer zijn werk voltooide. Hoe cruciaal deugdelijk in gebreke stellen is, bleek maar weer eens in deze zaak.
De zelfstandige heeft met een consument een overeenkomst van aanneming van werk, artikel 7:750 BW, gesloten betreffende de levering en plaatsing van een nieuwe schutting en de aanleg van een tuin. Hij zou zowel het materiaal als de arbeidsuren leveren.
Ons lid heeft een week gewerkt in de tuin en toen hij op maandag weer kwam om verder te gaan met het werk, werd hij opgewacht door de opdrachtgever en is hem medegedeeld dat zijn werk niet naar behoren was uitgevoerd en de opdrachtgever geen vertrouwen meer in hem had. Hij moest zijn spullen pakken en vertrekken. Opdrachtgever gaf aan de overeenkomst te ontbinden en dat hij het werk door een ander zou laten voltooien. Als er dan nog geld over zou zijn, zou opdrachtgever het verschil tussen de overeengekomen aanneemsom en de kosten van de derde aan ons lid voldoen.
Uiteraard heeft ons lid geprotesteerd tegen de gang van zaken, gesteld de tekortkoming te betwisten en aangeboden zijn werkzaamheden te voltooien. Echter, de opdrachtgever was onvermurwbaar en dus was een gerechtelijke procedure onvermijdelijk.
Hoewel de overeenkomst van aanneming van werk speciale wettelijke bepalingen kent in boek 7 van het burgerlijk wetboek, was er volgens de rechter in dit geval geen sprake van 7:756 BW. In dit wetartikel is bepaald, dat indien reeds voor de opleverdatum duidelijk wordt dat het werk niet op tijd of niet behoorlijk zal worden opgeleverd, de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk kan ontbinden. Het beroep op buitengerechtelijke ontbinding moest dus getoetst worden aan het algemene wetsartikel dat gaat over de ontbinding van wederkerige overeenkomsten, te weten 6:265 BW.
In deze zaak was de nakoming door ons lid niet tijdelijk of blijvend onmogelijk. Hij wilde het werk juist graag afmaken, maar werd door zijn opdrachtgever niet meer toegelaten tot de tuin.
Ingevolge artikel 6:265 lid 2 BW ontstaat in dat geval de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar (ons lid) in verzuim is.
De wet bepaalt in artikel 6:82 BW dat verzuim pas intreedt, nadat iemand in gebreke is gesteld door middel van een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
Deze brief noemt men een “ingebrekestelling”. Belangrijk is dat de ingebrekestelling schriftelijk is en aantoonbaar is verstuurd en ontvangen. Daarom adviseren wij onze leden om deze brief per aangetekende post te versturen. Uit de brief moet ondubbelzinnig blijken dat iemand ‘in gebreke wordt gesteld’ en een redelijke termijn worden vergund om alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst. De redelijke termijn om alsnog te voldoen aan de verplichtingen wordt vaak op twee weken gesteld, maar kan afhankelijk van de situatie ook langer of korter zijn.
Nu er door de opdrachtgever in onderhavig zaak nooit een ingebrekestelling verzonden is, oordeelde de rechtbank in het voordeel van ons lid en achtte de ontbinding door opdrachtgever prematuur.
Omdat de opdrachtgever het werk al door een derde had laten afmaken, verkeerde niet ons lid, maar de opdrachtgever definitief in verzuim en werd hij veroordeeld om niet alleen een schadevergoeding bestaande uit het totale offertebedrag plus de wettelijke rente daarover van ons lid te betalen, maar ook buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van de gerechtelijke procedure.
Dat de opdrachtgever niet in gebreke had gesteld, kwam hem dus duur te staan.
mr. Ewald van Sark
Jurist FNV Zelfstandigen