Het is weer aangifteseizoen. Voor de hybride ondernemer die naast zijn of haar onderneming nog een part-time dienstverband heeft, of voor een deel van het jaar een dienstverband heeft, is het goed om in het kader van fiscale ondernemersfaciliteiten te kijken of het verdiende loon via de zg. 'absorptie' tot 'Winst uit onderneming' kan behoren.
12 februari 2020
Artikel 2.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bevat een rangorderegeling. Daarin staat geregeld dat een voordeel dat op grond van meerdere artikelen als belastbaar inkomen kan worden aangemerkt, uitsluitend op grond van het als eerste opgenomen hoofdstuk/afdeling/paragraaf wordt aangemerkt als bestanddeel van het belastbare inkomen. De belastbare winst is vervolgens opgenomen in afdeling 3.2, het belastbare loon is opgenomen in afdeling 3.3 en het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden in afdeling 3.4. Dit betekent dat in de eerste plaats moet worden beoordeeld of sprake is van winst uit onderneming.
Als je zowel winst uit onderneming, als ook loon uit dienstverband hebt, dan kun je je loon in aanmerking nemen als winst uit onderneming, mits je aan twee cumulatieve voorwaarden voldoet.
Voorwaarde nr. 1 is: volgens vaste rechtspraak is voor het aanmerken van loon als winst uit onderneming (absorptie) vereist dat er een nauwe samenhang bestaat tussen het werk verricht in dienstbetrekking en het werk dat je hebt verricht als ondernemer.
Voorwaarde nr. 2 is: daarbovenop moeten de werkzaamheden in loondienst in het geheel van je ondernemersactiviteiten een ondergeschikte en/of bijkomstige plaats innemen. Iemand die een beroep wil doen op absorptie zal bewijs op tafel moeten leggen. Een rekenkundige formule om de kans op een succesvol beroep op absorptie te kunnen bepalen is er niet. Het is en blijft een afweging van de Belastingdienst. Als je het daarmee niet eens bent, dan wordt het de afweging van de belastingrechter.
In een zaak bij de belastingrechter bedroegen de inkomsten in loondienst 53,8% van het totale bedrag aan inkomsten. De rechter vindt dan – ik zou bijna zeggen uiteraard – dat het werk in loondienst in financiële zin niet ondergeschikt is aan het werk dat in het kader van de onderneming van betrokkene is verricht. De winst kan het loon derhalve niet absorberen.
In weer een andere zaak bedroegen de inkomsten uit loondienst 46% van het totale inkomen. De rechtbank keek ook naar het aantal werkuren in loondienst. Dat aantal uren in loondienst bedraagt 28% van het totaal aantal gewerkte uren. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat het werk in loondienst geen ondergeschikte rol heeft in het fiscale jaar. Het loon kon dus niet via absorptie als winst worden aangemerkt.
Ook is een geschil voorgelegd aan de rechtbank, waarin de discussie ging over de vraag of er überhaupt wel winst uit onderneming was genoten. Als er geen winst uit onderneming is aan te nemen, komen we natuurlijk niet toe aan absorptie. In die zaak werden nog eens de hoofdregels beschreven. Aan absorptie zijn twee cumulatieve vereisten verbonden:
1. Er moet een nauwe samenhang zijn tussen het werk in loondienst en het werk als ondernemer.
2. De werkzaamheden in loondienst moeten in het geheel van de ondernemersactiviteiten een ondergeschikte plaats hebben.
Omdat volgens de rechtbank de betrokkene in het fiscale jaar in het geheel geen ondernemingsactiviteiten had bedreven, was er geen winst uit onderneming aan te merken en is absorptie dus niet aan de orde. De overeenkomsten die de betrokkene overlegde, zag de rechtbank niet als overeenkomsten van opdracht.
Er is bij de belastingrechter ook discussie gevoerd over de vraag of er wel een nauwe samenhang was tussen het werk in loondienst en het werk als ondernemer. De betrokkene werkte in loondienst als projectleider in de bouw en had een zelfstandige architectenpraktijk.
De rechter vindt in deze zaak dat de betrokkene onvoldoende heeft onderbouwd, dat er een nauwe samenhang bestaat tussen het werk in loondienst en het werk in d onderneming. Op zitting had ze nog gezegd dat ze het werk bij de werkgever als ondernemer had willen uitvoeren maar dat de werkgever per se een arbeidsovereenkomst wilde sluiten. Dat kon de betrokkene niet baten. De rechter vond het verhaal niet overtuigend en vond dat er geen nauwe samenhang was tussen beide werkkringen.
Ook in deze zaak was het oordeel dat het werk in loondienst geen ondergeschikte plaats innam ten opzichte van het werk als ondernemer. Dit zowel op basis van het inkomen als op basis van het aantal gewerkte uren. Ze maakte meer uren in loondienst dan als ondernemer en het loon bedroeg meer dan de winst. De winst uit onderneming kon dus het loon uit dienstbetrekking niet absorberen.
Wil je dus loon uit loondienst aanmerken als 'Winst uit onderneming' (absorptie), dan zijn drie punten belangrijk. Je moet sowieso inkomen hebben dat als winst uit onderneming kan worden aangemerkt. En zo ja, dan hebben we nog twee cumulatieve eisen. Er moet een nauwe samenhang bestaan tussen je werk in loondienst en je werk als ondernemer en je werk als werknemer moet in het geheel van je ondernemersactiviteiten van ondergeschikte of bijkomstige aard zijn (qua inkomen en/of arbeidsuren).
mr. Ewald van Sark
procesjurist FNV Zelfstandigen