Op 1 juli 2011 werd de competentiegrens van de kantonrechter verhoogd van € 5.000,- naar € 25.000,-. Deze grens bepaalt of een civiele zaak wordt behandeld door een kantonrechter of een handelsrechter. Voor FNV Zelfstandigen heeft de wijziging tot gevolg gehad dat wij meer zaken voor u hebben kunnen behandelen zonder dat er uitbesteding naar een externe advocaat nodig was.
10 februari 2017
In het politieke debat over de verhoging van de competentiegrens was - al dan niet aangejaagd door de advocatuur – veel aandacht voor de vraag welke gevolgen het zou hebben als in het gebied tussen € 5.000,- en € 25.000,- de verplichte bijstand van een advocaat aan rechtzoekenden zou komen te vervallen.
Naar de gevolgen van de wijziging is evaluatieonderzoek verricht door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Drie vragen stonden centraal:
1. Is de gerechtelijke procedure in de categorie vanaf € 5.000,- t/m € 25.000,- voor rechtzoekenden toegankelijker geworden?;
2. In hoeverre heeft de competentiegrensverhoging gevolgen gehad voor de kwaliteit van de rechtspleging in de categorie vanaf € 5.000 t/m € 25.000?;
3. Welke neveneffecten zijn waargenomen?
Niet verrassend is, dat de verhoging van de competentiegrens gepaard is gegaan met een duidelijke toename van het aantal zaken met een belang tussen € 5.000,- en € 25.000,-. Dit gebeurde overigens in een periode waarin de instroom van zaken met een hoger of lager financieel belang volgens de onderzoekers juist daalde.
De toename van de instroom die aan de wijziging van de grens kan worden toegeschreven, bedraagt volgens de onderzoekers zo’n 20% tot 25%. Daaraan heeft ook bijgedragen een verlaging van de griffierechten voor deze zaken, die gelijktijdig met de verhoging van de competentiegrens plaatsvond.
Ook is er een kostenbesparing geconstateerd. Voor hen die een procedure zijn gestart, eisers, kostte de procedure in de oude situatie rond € 3.000,-, in de nieuwe situatie is dat rond € 1.000,-.
De competentiegrensverhoging verlaagt niet alleen de drempel voor eisers, maar ook voor hen die voor de rechter zijn gesleept, de gedaagden. Het percentage zaken dat bij verstek (zonder verweer van de gedaagde) werd afgedaan, daalde immers van 62% naar 47%. Gedaagden waren in de oude situatie rond € 3.500,- kwijt aan de procedure. In de nieuwe situatie is dat rond € 1.500,-. Deze bedragen zijn, aldus de onderzoekers, inclusief een eventuele vergoeding van de door de wederpartij gemaakte proceskosten.
Een belangrijk element in de gewenste betere toegankelijkheid van de rechtspraak is het afschaffen van de regel (in de categorie € 5.000,- t/m € 25.000,-) dat partijen alleen met een advocaat mogen procederen.
Minder dan een kwart van de rechtszoekenden schakelt nog een advocaat in. Van de rechtzoekenden huurt 12% geen hulp van buiten in. De onderzoekers noemen deze groep de doe-het-zelvers. Er zijn grote verschillen in het type rechtshulp dat door eisers en gedaagden wordt ingeschakeld. Eisers procederen slechts sporadisch zonder professionele bijstand. Ruim de helft van de eisers machtigt een deurwaarder. Bijna de helft van de gedaagden voert geen actief verweer (verstek en ingetrokken zaken). Van de gedaagden die zich wél verweren, doet bijna de helft dat zonder professionele bijstand. De gedaagden die wél rechtshulp inschakelen, kiezen overwegend voor een advocaat en dus niet voor andere gemachtigden.
De wijziging van de grens heeft, zoals verwacht mocht worden, tot meer zaken bij de kantonrechter geleid en daardoor doen zich verschillende veranderingen voor in het verloop van procedures. De procedure bij de kantonrechter begint immers met een openbare rolzitting, waar de gedaagde partij eventueel mondeling verweer kan voeren. Die mogelijkheid bestond bij de handelsrechter niet. Daar was het gebruikelijk dat na het wisselen van eis en verweer (in schriftelijke vorm) een inhoudelijke zitting werd gehouden, waarbij eiser en gedaagde, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren.
Dit type zitting komt bij de kantonrechter aanmerkelijk minder voor dan bij de handelsrechter het geval was (gedaald van 66% naar 42% van de zaken op tegenspraak). Het percentage zaken waarin een schikking tot stand kwam, is gedaald van 46% naar 28% (in zaken op tegenspraak), dit terwijl de kantonrechter bij uitstek geacht wordt uit te zijn op het (laten) treffen van een schikking.
De gemeten kwaliteit van de rechtshulp (inclusief zelfhulp) is – voor zover die is te meten met het door de onderzoekers gebruikte panel dat cijfers gaf voor proceshandelingen – volgens de onderzoekers gedaald. De daling van het gemiddelde oordeel moet volgens de onderzoekers hoofdzakelijk worden toegeschreven aan het optreden van de zogenaamde doe-het-zelvers. Gemiddeld kreeg die groep een onvoldoende. Het ontbreekt volgens het panel veel doe-het-zelvers aan de benodigde kennis en vaardigheden om een procedure te kunnen voeren.
In de oude situatie mocht men uitsluitend procederen met een advocaat, terwijl men in de nieuwe situatie vrij is zelf een keuze te maken. Rechtszoekenden zijn meer tevreden dan in de oude situatie en dat lijkt volgens de onderzoekers een direct gevolg van die keuzevrijheid te zijn: het leidt tot een betere afstemming van vraag en (hulp)aanbod.
De procedure in de nieuwe situatie wordt door partijen als rechtvaardiger ervaren dan in de oude situatie. Dit verschil treedt vooral op bij verliezende partijen. Ze voelen zich beter geïnformeerd, beter gehoord en beter behandeld en dat is opvallend omdat ze in de oude situatie door een advocaat werden bijgestaan. Het verschil is volgens de onderzoekers te verklaren door de vrije keuze van rechtshulp en de informele aanpak bij de kantonrechter (zoals de rolzitting met mogelijkheid tot mondeling verweer). De door ‘doe-
het-zelvers’ ervaren rechtvaardigheid is niet lager dan die van rechtzoekenden met professionele hulp.
De inmiddels afgetreden minister van Veiligheid en Justitie, Van der Steur (VVD), heeft op 9 januari 2017 het rapport aan de Tweede Kamer gezonden. In zijn brief stelde hij dat de onderzoekers er in zijn geslaagd om de effecten van de wijziging goed en genuanceerd in beeld te brengen. Hij constateerde voorts dat de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter in hoge mate heeft beantwoord aan het doel om hiermee de toegankelijkheid van de rechtspraak te vergroten. Voor FNV Zelfstandigen is het belangrijkste effect dat de procesjuristen veel meer zaken zelf van begin tot eind hebben kunnen behandelen dan vóór 1 juli 2011. Toen moesten zaken, die de waarde van € 5.000,- overstegen, uitbesteed worden aan een externe advocaat. FNV Zelfstandigen herkent dan ook het beeld van de onderzoekers dat de kosten van procederen voor eisers en gedaagden duidelijk lager zijn geworden.
mr. Ewald van Sark
procesjurist FNV Zelfstandigen