Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft hoofdlijnen uiteengezet over de vraag welke omstandigheden van belang kunnen zijn bij de beantwoording van de vraag of het in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel om geen TVL-subsidie te verlenen, terwijl bij een juiste toepassing van de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten) geen aanspraak zou bestaan op een subsidie.
De omstandigheden die het CBb hanteert en in de toekomst gaat hanteren betreffen het aantal keren dat de minister van de TVL is afgeweken bij andere uitkeringsperioden. Verder gaat het om de diepgang van de beoordeling door de minister (lees: uitvoeringsinstantie de RVO) en de mate waarin afstemming of overleg met de minister (lees: RVO) heeft plaatsgevonden. Als de minister subsidie heeft verleend op basis van een automatische beoordeling aan de hand van gegevens die de onderneming zelf heeft ingevuld en de minister in een andere subsidieperiode aan de hand van een meer diepgaande beoordeling concludeert dat niet aan de vereisten van de TVL is voldaan, zal het rechtszekerheidsbeginsel niet meteen geschonden zijn.
Hoe meer afstemming of overleg heeft plaatsgevonden over een bepaalde wijze van beoordelen die vervolgens ook is toegepast, hoe eerder er aanleiding zal zijn voor het oordeel dat sprake is van een weloverwogen keuze van de minister (lees: RVO) om af te wijken van de TVL.
In de betreffende zaak is de minister (lees RVO) in vijf andere TVL-perioden van de TVL afgeweken. Het is wat het CBb betreft dan in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel om dat voor de subsidieperiode, waar het in die zaak om gaat, niet te doen.