Eerste Kamer stemt in met Wetsvoorstel Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA)
Op 26 januari vond in de Eerste Kamer het debat plaats over het wetsvoorstel DBA. Na toezeggingen van staatssecretaris Wiebes voor op korte en wat langere termijn, zal het wetsvoorstel op 2 februari a.s. in stemming worden gebracht.
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen minimaal 52 leden vóór het wetsvoorstel stemmen. Een aantal fracties heeft zich nog niet geuit over het stemgedrag of zich niet in het debat gemengd (50PLUS respectievelijk SGP en Partij voor de Dieren). D66, CU en GroenLinks hebben een motie ingediend met het doel het wetsvoorstel aan te houden. In de tweede termijn van de Eerste Kamer tekende zich een meerderheid van 52 zetels vóór het wetsvoorstel af.
Omdat de Senaat pas op 2 februari stemt over het wetsvoorstel en omdat vanwege de Wet raadgevend referendum de wet op zijn vroegst op 1 mei 2016 kan ingaan, heeft Wiebes de ingangsdatum van 1 mei 2016 ook expliciet uitgesproken. Dat was geen toezegging. In de schriftelijke fase had Wiebes al gesteld dat uiterlijk op 26 januari gestemd moest worden om 1 april 2016 als ingangsdatum te kunnen halen. Nu is 1 mei 2016 de vroegst mogelijke ingangsdatum.
Een echte toezegging is verlenging van de transitieperiode. Was eerst een transitieperiode van 9 maanden gepland (1 april 2016-1 januari 2017), nu wordt deze verlengd met nog eens 3 maanden. De transitieperiode zal dan ook duren van 1 mei 2016 tot 1 mei 2017. De praktijk heeft zo meer tijd om zich op de nieuwe situatie voor te bereiden. Daadwerkelijke handhaving van de wet start per 1 mei 2017.
Op verzoek van de PvdA komt er een onafhankelijke commissie die nagaat of de modelovereenkomsten wel “in orde” zijn. Wat betreft de bemensing van de commissie denkt Wiebes aan een hoogleraar en een rechter op het gebied van het arbeidsrecht. Ook ziet hij graag in de commissie een rechter die belastingzaken behandelt met een achtergrond op het gebied van de loonheffing en een lid die praktijkervaring heeft met handhaving op de werkvloer.
Wiebes stelde dat er nooit een verschil in uitkomst moet kunnen zijn tussen een fiscaalrechtelijke benadering en een civielrechtelijke (arbeidsrechtelijke) benadering van een overeenkomst. Het kan volgens Wiebes niet zo zijn dat een natuurlijk persoon volgens de fiscus ondernemer is en dat diezelfde persoon door de civiele rechter als werknemer wordt aangemerkt. Wiebes wil de gepubliceerde en nog te publiceren modelovereenkomsten hierop door de commissie laten toetsen. Verwacht mag worden dat Wiebes met de uitkomsten daarvan ook daadwerkelijk iets gaat doen. Hij gaf aan dat die toetsing in het vierde kwartaal van 2016 afgerond moet zijn. Op verzoek van de PvdA zal Wiebes de modelovereenkomsten ook nog laten screenen waar het gaat om een mogelijk scheve aansprakelijkheidsverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.
Hoewel met enige aarzeling deed Wiebes ook een toezegging aan de SP. Indien in de praktijk een volledig nieuwe - niet voorzienbare – constructie zou opduiken die nog net binnen de wet zou vallen maar kort gezegd ruikt naar “schijnzelfstandigheid”, dan zal Wiebes die overeenkomst/constructie geanonimiseerd publiceren op de website van de belastingdienst.