Geen gevolgen zzp’ers in andere sectoren
Op 3 september 2015 heeft het Hof Den Haag remplaçanten in een orkest aangemerkt als schijnzelfstandigen. Gevolg hiervan is dat in de cao afspraken gemaakt over bijvoorbeeld tarief. Een langlopend juridische procedure is hiermee beslecht.
Vragen en zorgen
Het Hof Den Haag geeft expliciet aan deze uitspraak niets zegt over andere zelfstandigen dan remplaçanten (zoals zzp’ers in het algemeen of werkzaam in een andere branche). Zzp’ers hoeven niet bang te zijn dat ze zomaar tegen hun zin onder een cao komen te vallen.
Echter, in andere sectoren kunnen zelfstandige vervangers of waarnemers in vergelijkbare feiten en omstandigheden werken, waardoor voor hen een vergelijkbare uitspraak zou kunnen volgen. Recent heeft de cao architectenbureaus tariefafspraken voor zzp’ers opgenomen. ACM, noch rechter hebben zich overigens al uitgelaten over deze cao. Ook bij de algemeen verbindend verklaring van de cao Besloten Busvervoer heeft dit onderwerp gespeeld waarbij tevens ook is verwezen naar de uitspraak van HvJEU van 4 december 2014. Niet ondenkbaar dus dat het elders ook zal spelen of zal gaan spelen. FNV Zelfstandigen volgt de ontwikkelingen nauwgezet en kritisch.
Een tweede zorg is hoe de Belastingdienst zal reageren. Het Hof is van mening dat sprake is van een gezag relatie en schijnzelfstandigheid. Het is waarschijnlijk dat de Belastingdienst de inkomsten van het werk als remplaçant niet als winst uit onderneming, maar als inkomen uit dienstbetrekking beschouwd. Het remplacantenwerk telt niet mee voor het urencriterium, waardoor er een kans is dat de musicus de zelfstandigenaftrek misloopt.
De uitspraak in het kort
Het HvJEU heeft op 4 december 2014 aangegeven dat een bepaling in een cao die minimumtarieven vastlegt voor zelfstandigen die hetzelfde werk verrichten als werknemers in loondienst, slechts mogelijk is binnen de mededingingsregels indien die zzp’ers “schijnzelfstandigen” zijn. Een schijnzelfstandige is iemand die zich in een situatie bevindt die vergelijkbaar is met die van werknemers. Aan het Hof Den Haag dus de vraag of de remplaçant een schijnzelfstandige is.
Het Hof Den Haag omschrijft zelfstandige remplaçanten als musici die invallen bij een of meer orkesten en dan, afgezien van het geval dat de solist remplaçant is, hetzelfde werk verrichten als musici die bij die orkesten in dienst zijn. Het kan dus zijn dat een zelfstandige remplaçant-violist aan dezelfde lessenaar zit als een werknemer (of een werknemer-remplaçant) en dezelfde partij speelt. Zelfstandige remplaçanten moeten, net als de werknemers van het orkest, volgens een vast rooster aanwezig zijn bij de repetities en de concerten van het orkest. Zij moeten net als die werknemers de aanwijzingen van de dirigent opvolgen. De kwaliteit van een orkestproductie hangt samen met de continuïteit in de aanwezigheid van de musici. Een repetitie kan niet op een ander tijdstip worden ingehaald. Zelfstandige remplaçanten mogen geen vervanger regelen, indien nodig regelt het orkest zelf een vervanger die aan zijn kwaliteitseisen voldoet.
Het Hof Den Haag vindt op basis van deze beschrijving van de feiten en omstandigheden, dat zelfstandige remplaçanten in deze setting als ‘schijnzelfstandigen’ in de zin van het arrest van het HvJEU moeten worden beschouwd want in een met de werknemer vergelijkbare situatie werkzaam. Volgens het Hof is sprake van een gezagsrelatie. Want remplaçanten moeten niet alleen de aanwijzingen van de dirigent opvolgen maar ook volgens een aan hen ter beschikking gesteld rooster aanwezig zijn voor repetities en concerten, dit alles niet anders dan de musici die bij het orkest als werknemer in dienst zijn. Van enige flexibiliteit of zelfstandigheid voor wat betreft de bepaling van het tijdschema, de plaats en de wijze van uitvoering van de toevertrouwde taken is geen sprake aldus het Hof.